30.5.12

HEMEL / WUTHERING HEIGHTS




De ene film speelt zich af in het nu, de andere begin 19e eeuw. De ene film betreft een origineel scenario, de andere de verfilming van een klassieke roman. De ene film is Hemel, het speelfilmdebuut van jong Nederlands regietalent Sacha Polak, de andere is Wuthering Heights van Andrea Arnold, een van de nieuwste sterren van de Britse cinema.

Tot zover de verschillen. Interessanter zijn de overeenkomsten. Beide verhalen hebben liefdesrelaties als onderwerp maar gaan eigenlijk over iets heel anders. Arnolds versie van Emily Brontë's veelvuldig verfilmde Wuthering Heights is rauw en radicaal. Het verhaal over de vriendschap tussen een verschoppeling en een eigengereid meisje is van alle romantiek ontdaan en onthult een kern van frustratie, woede, verlangen, rancune, haat. Van zigeuner Heathcliff maakte Arnold een zwarte jongen. Over zijn voorgeschiedenis wordt niets verteld maar we lezen erover in de littekens op zijn rug, daar achtergelaten door zweepslagen. Zijn huidskleur legt een link met slavernij - en met hedendaags racisme. Ook in het blanke gezin waarin hij wordt opgenomen, wordt Heathcliff als een beest behandeld. Alleen Cathy, de opstandige dochter uit het gezin, toont hem wat liefde inhoudt, tot ook zij hem afwijst en met een ander trouwt.

Cathy en Hemel, hoofdpersoon van de gelijknamige film, lijken wel wat op elkaar. Ook Hemel is eigengereid, opstandig. Ook Hemel kiest niet voor de liefde. Ze houdt ervan mannen te verleiden, ze te manipuleren. Maar na de seks stuurt ze ze resoluut naar huis, ze krijgen zelfs geen kus ten afscheid. Als oorzaak van Hemels bindingsangst wordt haar verstikkend nauwe band met haar vader opgevoerd, een aartscharmeur die Hemel in zijn eentje opvoedde. Hij is Hemels eerste en enige liefde en als hij voor het eerst echt verliefd wordt, heeft dat dan ook wezenlijke gevolgen voor Hemels relaties met mannen. Na een lange geschiedenis van betekenisloze seks en een (soms gevaarlijk) spel met de gevoelens van haar minnaars, realiseert Hemel hoe leeg haar leven is. Een verwoestend besef, dat haar op het spoor van echt geluk zal brengen.

In het geval van Wuthering Heights is het moeilijk om het niet óók over vorm te hebben, zo radicaal anders is deze dan andere kostuumdrama's. In het bijna vierkante beeldformaat (het ouderwetse 4:3-formaat dat Arnold in plaats van het gebruikelijke16:9 hanteert) zit de camera overal dicht bovenop: bovenop haar personages maar ook bovenop wat die personages zien, alsof we door hun ogen kijken. Beeldvullend zien we de manen en vacht van een paard, de wonden van Heathcliff, de haren van Cathy, de zon aan de hemel als Heathcliff achterover rolt. Dat impressionistische zit ook in Hemel, waar de zwierig gehanteerde camera ook al bovenop de personages zit. Op sommige momenten werkt die speelse cameravoering erg goed, op andere momenten gaat het tegenstaan. Hemels eenzaamheid had ook prachtig verbeeld kunnen worden door afstand te nemen. En eigenlijk geldt iets soortgelijks voor Wuthering Heights, waar de constant bewegende camera en het krappe formaat soms zo claustrofobisch werken dat je als kijker onbewust afstand neemt.

Dat neemt niet weg dat beide films uitzonderlijk goed zijn. Interessante films ook, met de belofte van nog betere films in zich.

------------------------------------------------------------

Tip van Basje, juni 2012
Website Filmtheater De Fabriek
  
Hemel en Wuthering Heights zijn in juni in Filmtheater De Fabriek te zien

28.5.12

SOMEWHERE TONIGHT

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
First off, I have a confession to make. The matter of fact is, I have quite the crush on John Turturro. Since it's not that common a crush, I was surprised to see this middle-aged everyman play the part of love interest in Somewhere Tonight. In this cute little movie Turturro plays Leroy, a lonely and socially awkward bachelor with anger issues. Leroy meets Patti, the woman at the other end of a sex phone line. This culture loving lady may be the complete opposite of Leroy, but she's just as lost as he is. Somewhere Tonight was loosely based on Theo van Gogh's Dutch cult classic 06. Though not too subtle, its American counterpart is perfectly pitched and very romantic. Especially for those who have the hots for John Turturro. Or just old Italian-Americans in general.
 
------------------------------------------------------------

Bovenstaande recensie van Somewhere Tonight staat deze maand in Subbacultcha. Lees 'm hier.
Vanaf 21 juni in de Nederlandse filmtheaters

25.5.12

Marilyn in Cannes















Vreemd vind ik het. Op de poster van Cannes staat dit jaar Marilyn Monroe afgebeeld. Ik begrijp op zich wel waarom. Zowel het filmfestival als de actrice heeft dit jaar een jubileum te vieren. Maar het ene jubileum is wel wat heugelijker dan het andere: het Festival de Cannes bestaat 65 jaar, Marilyn Monroe is 50 jaar dood. Ze overleed op 5 augustus 1962.

Ik vind het wat gezocht, met name omdat Monroe het festival tijdens haar leven nooit bezocht heeft. Naar mijn weten is ze zelfs nooit in Frankrijk geweest. De enige connectie tussen Cannes en Monroe is dat Joseph L. Mankiewicz' voortreffelijke All about Eve in 1951 meedong naar de Gouden Palm. Monroe had een opvallend maar zeer klein rolletje in de film.

Wat vind ik eigenlijk? Vind ik het hypocriet dat het filmfestival Monroe 50 jaar na haar dood claimt? Ja. Maar de Monroe-poster tergt vooral mijn gevoel voor logica. Vorig jaar sierde een foto van Faye Dunaway uit 1970 de poster van Cannes. Oké, ik snap het heus wel. Zowel de actrice als het festival zijn sjiek, klassiek, sophisticated. O ja, en ze doen allebei iets met film. Maar los daarvan is het verband volledig kunstmatig. En ergerlijk nostalgisch.

Mijn ergernis zakte wat toen bleek dat ik niet de enige was. Ook Peter Bradshaw van The Guardian vindt de combinatie Monroe-Cannes opmerkelijk, al maakt hij zich er aanzienlijk minder druk om dan ik. Goed, eigenlijk moet ik content zijn dat er enige aandacht geschonken wordt aan wat wereldwijd het jaar van Monroe had kunnen zijn. Verder blijft het nogal stil rond het icoon. EYE zou bijvoorbeeld de plek bij uitstek zijn om een keer de aandacht van Monroe's uiterlijk naar haar - immer onderschatte - talent te verschuiven. Daar worden er echter alleen op haar sterfdag films met en over haar vertoond. De rest van de zomer gaan we er weer naar The Shining kijken, tijdens het Stanley Kubrick-retrospectief.

In Vlaams filmtijdschrift Filmmagie verscheen deze maand een stuk waarin Dirk Dufour Monroe's mooiste rollen ontleedt: in Asphalt Jungle, Niagara, Some Like it Hot, The Misfits, het onvoltooide Something's Gotta Give. Een mooi artikel met een schrijnend slot. In de laatste alinea vraagt Dufour zich af hoe Hitchcocks Vertigo was geweest 'zonder de vlakke Kim Novak en met de intense, troebele dubbelzinnigheid van Marilyn Monroe'. Die fascinerende, eeuwig frustrerende gedachte laat me niet meer los.

Lees het stuk van Peter Bradshaw

23.5.12

Slagschaduw #11

























Trillend van de filmkoorts: al teveel gezien, te vaak en in doorwaakte nachten. Schaduwen op de muur. Flakkerende beelden in het achterhoofd. Af en toe haalt de cinefiele junk wel eens een beeld, een scène of zelfs een hele film door elkaar. Columnist Basje Boer doet het opzettelijk. Welke twee films doemen vannacht op in haar delirium?

11.
Achtervolging

Een taxibootje vaart door een oude Europese stad. Het water glinstert in het felle zonlicht. Een van de passagiers kijkt op, iets trekt zijn aandacht. Op het steven van een snel passerende boot staan drie vrouwen in het zwart. Hij kent ze, de vrouwen. Hij roept de naam van een van hen, zijn vrouw. Ze hoort hem niet, ze staat als verstijfd. Dan is de boot alweer voorbij.

De taxiboot meert aan. De man baant zich een weg door de menigte en rent de pier af. Hij blijft rennen, door de stille, nauwe straatjes van de stad. Maar de boot ziet hij niet meer. De avond valt. De straten zijn verlaten en gehuld in het licht van straatlantaarns. Een kat miauwt. De man kijkt op en ziet een verduisterde deuropening. In het diepzwart van de schaduw is niets te zien, maar daaronder zijn twee voeten te ontwaren. De kat zit op het trapje en likt zich.

De man begint naar zijn achtervolger te roepen. Laat jezelf zien! daagt hij uit. Maar de achtervolger houdt zich verborgen, de kat spinnend aan zijn voeten. Kom tevoorschijn! roept de man nog eens.
Een vrouwenstem weerklinkt. Een buurtbewoonster gaat naar haar raam toe om de man uit te foeteren die haar rust verstoort. Het licht dat aangaat achter haar raam valt precies op het gezicht van de achtervolger. In het onthulde gezicht herkent de man degene die hij zelf aan het achtervolgen was: zijn vrouw.

Man en vrouw staren elkaar aan terwijl de buurvrouw blijft roepen. Dan sluit ze het raam en hult de straat in het donker van de nacht. Het gezicht van zijn vrouw verdwijnt weer in de schaduw. De man komt in beweging, hij stormt naar de overkant van de straat. Maar hij is te laat. De deuropening is leeg, zijn vrouw is verdwenen. Ziet hij haar ooit nog terug?


------------------------------------------------------------ 

Slagschaduw, juni 2012

17.5.12

A COCK AND BULL STORY

Deze week op tv

A Cock and Bull Story
Michael Winterbottom, 2005

















Veelfilmer Michael Winterbottom maakte van Laurence Sterne's The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman de ultieme meta-film die constant naar zichzelf verwijst. Net als in Winterbottoms meest recente film/tv-serie The Trip spelen komieken Steve Coogan en Rob Brydon zichzelf. Intrigerend script, sterk spel, uitstekende grappen.

Zaterdag 19/05, BBC 2, 01.30

4.5.12

Basje's Kino Korner x Imagine 2012 (slot)


































Hier alle "beeldblogs" die ik maakte voor Imagine 2012. Meer hier.

2.5.12

PLAY TIME














Bij in een raat

In Nederland kennen we de 'm vooral uit films en series: de cubicle, het eenpersoonswerkstation waar de loonslaaf van een groot kantoor zijn werk verricht, als een bij in een raat van tal van andere cubicles. Er kleeft iets vreemd romantisch aan de cubicle. Niet dat er iets valt te dwepen met een efficiënte kantoorinrichting; de romantiek van de cubicle - symbool bij uitstek voor een kapitalistische maatschappij waarin we niet meer dan een nummer zouden zijn - zit 'm in de mogelijkheid om eruit te breken, om de scheidingswandjes ervan om te werpen als was het een totalitaire macht. In Generation X (1991) doopt Douglas Coupland de cubicle opstandig een veal-fattening pen, in de vertaling van Jan Fastenau een "kistkalfhok": een "kleine, overvolle werknis op een kantoor, opgetrokken uit systeemwanden en voorzien van computerapparatuur (-). Genoemd naar de kleine hokken waarin kalveren voor de slacht worden vetgemest."
            Jacques Tati de cubicle in 1967 al om zijn onvrede over de samenleving te verbeelden, in zijn meesterlijke tour de force Play Time. Echter, daar waar Couplands cubicle een kant-en-klaar-symbool was, daar vond Tati 'm zelf uit. Destijds bestond het werkstation namelijk wel maar was nog lang geen gemeengoed. Op de juistheid van Tati's voorspelling valt dan ook niet af te dingen, wél op wat zij symboliseert. Volgens Tati en Coupland reduceert de cubicle de werknemer tot een naamloze werkmier, terwijl deze hem in werkelijkheid juist een eigen - en dus juist persoonlijke - plek biedt. Kijk naar The Apartment (Billy Wilder, 1960). Daarin bestaat het kantoor uit rijen van bureautjes waarop niet meer dan een typemachine past. Geen wonder dat hoofdpersoon C.C. Baxter maar één wens heeft: een eigen kantoor.
            Voor Play Time vond Tati niet alleen de cubicle uit, hij schiep een heel universum. In een perfect geometrisch Parijs, een stad van strakke lijnen, glas en grijstinten, leidt hij ons langs zes locaties, vormgegeven met de grootste visie en een opmerkelijk oog voor detail. Het script bestaat uit een reeks losse scènes, uitgevoerd tegen de achtergrond van onder andere een luxe appartementengebouw, een pas geopend restaurant en een vakbeurs waar de nieuwste technische snufjes worden gedemonstreerd. Zo schetst Tati zijn pessimistische maar erg geestige visie op onze toekomstige samenleving. Een samenleving waarin niet alleen de architectuur rechtlijnig is, ook het gedrag is afgemeten. In de dystopie van Play Time wordt alle spontaniteit onderdrukt.
            Door dit futuristische Parijs dwaalt Monsieur Hulot, Tati's terugkerende typetje. In een scène arriveert hij bij het kantoorgebouw waar hij een afspraak heeft. Wacht even, gebaart de portier en hij begint eindeloos op de knoppen van een lichtgevend paneel te drukken. Ja hoor, eindelijk gebeurt er iets: aan het einde van een gang verschijnt een man. Als hij het tweetal eenmaal heeft bereikt, opent hij de deur naast hen en wijst Hulot op de wachtruimte die zich daar bevindt. Vervolgens vertrekt hij weer. Met veel venijn toont Tati hoe evenredig grappig en gekmakend het is als je richtlijnen boven logica verkiest. Bureaucratie, heet dat. In een andere scène verbeeldt hij het irrationele van bureaucratie minder letterlijk maar des te krachtiger. Een tramreiziger heeft een staande lamp bij zich. Hulot stapt ook in en grijpt de lamp vast, denkend dat het een stang is. Als de tram in beweging komt, deint de lamp uiteraard mee. Toch blijft Hulot zich vasthouden, niet omdat het nut heeft maar omdat het nu eenmaal zijn gewoonte is. Het is een metafoor die het medium film ontstijgt (ze had evengoed de vorm van een boek, een schilderij of een liedje kunnen hebben) in een kunststuk dat verder niets anders dan cinema had kunnen zijn.
            Zou je de kern van Play Time willen vatten, dan kom je namelijk bij de twee elementen uit die tevens de kern van cinema vormen: beeld en geluid. Enerzijds heb je de eerder genoemde sets, die in overdonderende totaalshots tot zoekplaatjes verworden. Tati maakt het de kijker niet makkelijk, hij leidt de blik niet naar de essentie van de scène maar laat die door heel het beeld dwalen. De scène waarin Hulot uitkijkt over een cube farm, een kantoorvloer vol cubicles, is tekenend voor dat uitzonderlijke gebruik van totaalshots. Het grapje waar de scène om draait, begrijp je alleen als je zowel de cubicle linksboven als die rechtsonder in de gaten houdt. Dit soort onnadrukkelijke humor zorgt ervoor dat je Play Time met gemak een tweede, derde, vierde keer kunt kijken om telkens een nieuw komisch detail te ontdekken. Anderzijds is er dat unieke gebruik van geluid. In een scène neemt Hulot plaats in een modernistische fauteuil waarvan de bekleding bij aanraking vreemde geluiden maakt. Als een man zijn entree maakt, zegt Hulot hem geen gedag. In plaats daarvan wipt hij even op zodat zijn stoel een piepend geluid maakt. Zo is geluid bij Tati regelmatig de spil van een grap. Maar hij experimenteert er ook mee, hij voegt het toe of laat het juist weg. Hele dialogen verstommen in drones van verkeersherrie.
            Te bedenken hoe Tati's cinema naar een andere medium vertaald zou worden, is een onmogelijk maar prikkelend vraagstuk. Zijn losse vertelstructuur, het gebrek aan verhaallijn en het minimum aan dialoog maken het tot de antithese van literatuur. Poëzie, daar heeft Play Time meer mee gemeen. Ontegenzeggelijk poëtisch zijn bijvoorbeeld de scherpe observaties (en geestige uitvergroting) van alledaags gedrag. En de vorm waarin Tati zijn film goot - losse sketches - lijkt meer op een bundel dan op een roman. Ook het feit dat Play Time zich niet in één kijkbeurt blootgeeft, herinnert aan een gedicht dat je vele malen opnieuw kan lezen terwijl je keer op keer nieuwe vondsten doet.
            In Genaration X zijn de woorden groot en de daden klein. Het verlangen wordt nooit bevredigd, de wandjes van de cubicles blijven overeind. Dan is kantoorklerk C.C. Baxter uit the Apartment daadkrachtiger. Hij geeft zijn wens op om een kantoor te bezitten en wordt prompt beloond met ware liefde. In Play Time laat de techniek het afweten en in het ontstane vacuüm blijkt er nog plaats voor de menselijkheid die zo keurig de kop was ingedrukt. Begeleid door het oerritme van zinnelijke jazzmuziek breekt een groepje restaurantbezoekers uit het keurslijf. Maar de volgende dag is alles weer bij het oude. Op de rotonde rijden de auto's als wagentjes in een carrousel, zonder doel of visie, als bijen in een raat. Maar, lijkt Tati te zuchten, het is tenminste kermis. Toch een happy end.

------------------------------------------------------------

Dit stuk verscheen in het meinummer van Passionate, in de rubriek Ingeblikt. Volgende maand bespreek ik twee films van Woody Allen. Deze ligt vanaf juni in de winkel.

Play Time
Jacques Tati
Frankrijk, 1967