9.7.11

THE SHINING / DON'T LOOK NOW

Water. In het ene openingsbeeld is het een weidse rivier waar de camera laag overheen scheert. In de andere openingsscène is het een treurig slootje op een druilerige middag. Er zijn meer overeenkomsten tussen Stanley Kubricks The shining (1980) en Nicolas Roegs Don’t look now (1973). Beiden zijn het bovennatuurlijke horrorfilms. Beiden werden gebaseerd op een boek, de een geschreven door Stephen King en de ander door Daphne du Maurier. En dan is er nog het gezin in de hoofdrol, de omineuze symboliek, het gebruik van de kleur rood en het grandioze slot dat alle puzzelstukjes samenbrengt zonder dat ze daadwerkelijk in elkaar passen. De overeenkomsten tussen de twee meesterwerken zijn talloos. En toch zijn de verschillen opmerkelijker.
De “shining”, zo wordt in het begin van de film uitgelegd, is de gave van helderziendheid. Danny, het zoontje van Jack en Wendy Torrance, heeft die “shining”. Al voordat hij met zijn ouders naar het afgelegen Overlook Hotel afreist om er de winter in totale afzondering door te brengen, weet hij van het kwaad dat er schuilt.
In Don’t look now is het vader John die de “shining” heeft, al weet hij dat zelf niet. In de magistrale openingsscène springt hij plotseling op en rent naar de sloot waar zijn dochtertje aan het verdrinken is. In een tergende slow motion verdwijnt het meisje met het beroemd geworden rode lakjasje onder het oppervlak van het groene water. Ze is dood tegen de tijd dat haar vader haar bereikt.
Kijkend naar de verschillen tussen The shining en Don’t look now, lijken deze vooral tot uiting te komen in het camerawerk. Kubricks camera wiegt, deint, sluipt of onthult gaandeweg een tafereel. Met een tempo dat net niet traag maar ook niet gejaagd is, lijkt de camera nog het meest op een trefzekere achtervolger. En een achtervolger komt nooit nabij. Een achtervolger blijft op gedegen afstand.
Lijnrecht tegenover dit onderkoelde camerawerk staat de handheld camera uit Don’t look now. Roegs camera blijft juist dichtbij zijn personages en staat volledig in dienst van hun bewegingen. Pas als een kind verdrinkt, een glas breekt of een gezicht in een spiegel verschijnt, twijfelt de camera niet. Dit is het moment waarop we moeten opletten, zegt het verstilde beeld.
De afstand die Kubrick de camera in The shining laat nemen, weerspiegelt de afstand die hij zelf neemt ten aanzien van het verhaal. Dat de regisseur in het bovennatuurlijke gegeven van zijn film zou geloven, lijkt ondenkbaar. Als meester-verteller gelooft hij enkel in het verkopen van dat gegeven. Roeg zit echter naast je in de bioscoopstoel en voelt dezelfde opwinding als jij. De verkoper Kubrick probeert zijn toeschouwers te overtuigen met zijn verhaal terwijl Roeg juist zijn eigen twijfels laat zien. Zelfs zijn zoekende camera is besluiteloos.
Voor zijn verkooptechniek gebruikt Kubrick een filmtaal die iedereen kent. De overdaad aan sinistere voortekenen, de hartslag- en windgeluiden op de soundtrack, de griezelige koppen van de hoofdrolspelers; Kubrick maakt met al deze horrorclichés welhaast een parodie op het genre of gaf er, zo u wilt, een postmoderne wending aan. Het werkt. Kubrick verkoopt zijn verhaal moeiteloos. Maar achteraf realiseer je je dat de regisseur geen verkoper is. De man is een oplichter.
Dat Roeg zijn verhaal minder zelfverzekerd aan de man brengt, neemt echter niet weg dat zijn verkoopwaar net zo goed lucht is. Ook Roeg voert vele dreigende omina op en monteert ze in de meesterlijke slotscène aan elkaar alsof het een optelsom is. Pas als de credits in beeld verschijnen, beginnen we ons af te vragen wat de uitkomst van die som dan wel niet is.
Natuurlijk is cinematografie ook een grote zwendel en wordt de kijker maar al te graag in de maling genomen. The shining bewijst Kubricks gave als grootse bedrieger maar Roeg doet daar nog eens een schepje bovenop.
Kubricks hoofdpersonages, twee echtelieden die maar weinig genegenheid voor elkaar tonen, lijken niet belangrijker dan hun onheilspellende omgeving of Danny’s angstaanjagende visioenen. Allen maken slechts deel uit van het alfabet van Kubricks filmtaal.
Roeg daarentegen, voert een stel van vlees en bloed op dat het hart van de film vormt. Daar waar The shining ontegenzeggelijk eng is, daar is Don’t look now ook nog eens hartverscheurend. En precies daarin schuit het belangrijkste verschil tussen de twee films. Beide laten enkele bloedstollende beelden achter op je netvlies. Maar na het zien van Don’t look now hoor je daarnaast Johns schreeuw als hij in het luchtledige tuimelt, zie je Laura’s glimlach als ze zich eindelijk met het overlijden van haar dochtertje verzoent en voel je Johns armen die Laura in een omhelzing sluiten.


Skrien, 2008
Column Parallellen