13.6.12

PLAY


















Spel

Er zijn van die films die een lichtje in je hart ontsteken. Zo'n film is Play (Ruben Östlund, 2011) niet. Sterker nog, nadat ik de filmzaal aangeslagen verlaten had, fietste ik schichtig om me heen kijkend naar huis. Wat dat betreft kun je Play beschouwen als de anti-Intouchables, want waar die Franse komedie het verschil tussen zwart en blank probeert te slechten, daar lijkt diezelfde kloof in deze Zweedse feel bad-film juist groter dan ooit.

In Play zien we hoe een groepje zwarte jongetjes een groepje blanke jongetjes een mobieltje afhandig probeert te maken. Ze gebruiken daarbij geen dreigementen of geweld maar een handig psychologisch spelletje. Deze truc, die ook in het echt jarenlang werd uitgevoerd, draait om racisme. 'Je denkt toch niet dat ik je ga beroven?' vraagt een van de zwarte jongetjes uitdagend. 'Zeg dan ja!' roep ik in gedachten. Maar de oenige jongens zeggen helemaal niks, bang als ze zijn om voor racist uitgemaakt te worden. Bang om onbeleefd te zijn. Ja, Play gaat over racisme, over blank ongemak in de multiculturele samenleving en de dunne scheidslijn tussen xenofobie en exotisme. Maar de film gaat ook over iets heel anders, over pesten.

Ik moest er weer aan denken toen ik Play zag, aan hoe mijn zusje en ik een keer werden gevolgd door een jongetje dat toch zeker drie of vier jaar jonger was dan wij. Het was begonnen in de botsauto's op De Dam, waar hij me steeds met zijn kleine mollige armpje probeerde aan te raken. Daarna was hij stomweg achter ons aan blijven lopen. En wij deden niets.

Waarom zeggen de blanke jongetjes in Play niet: 'Ja, we denken dat je ons gaat beroven'? Waarom vluchten ze niet? Waarom zijn ze überhaupt met de jongens in gesprek gegaan? Mijn zusje en ik overlegden fluisterend. We moesten het maar negeren, besloten we. Inmiddels weet ik: hoe banger je bent, hoe meer macht je aan je belager geeft. De jongens uit Play hebben alle macht van de wereld. Ze verdienen aan die macht - mobieltjes, geld; zelfs een spijkerbroek maken ze afhandig - maar boven alles spelen ze met die macht. Uit verveling. En gewoon, omdat ze die macht nu eenmaal gekregen hebben. Wie gaat er nu niet fietsen als hij een mountain bike heeft?

Hier en daar gaat Play de grens van de waarschijnlijkheid over. Op die momenten voelt de film sensatiebelust, alsof Östlund uit was op controverse. (Hij bereikte overigens zijn doel: in Zweden barstte er naar aanleiding van de film volop discussie los.) Jammer, want juist de meer ambivalente scènes raken aan een tragische waarheid. Halverwege de film sluiten de blanke jongetjes een deal met hun belagers: als een van hen honderd pushups doet, mogen ze naar huis. Hoe meer pushups het blanke jongetje doet, hoe enthousiaster de zwarte jongetjes worden. Ze moedigen hem aan, hopen oprecht dat het hem lukt om aan hun greep te ontsnappen. Eens temeer wordt duidelijk dat het de pestkoppen niet om dat mobieltje gaat. Deze jongens zijn geen monsters maar gewoon een stel verveelde kinderen. Het is dat besef dat deze scène zo schrijnend maakt.

Halverwege het Damrak draaide mijn zusje zich naar het mollige jongetje om. 'En nu laat je mijn zus met rust!' schreeuwde ze. Het jongetje schrok en droop af. Wij liepen snel door naar huis, stomverbaasd dat een instinctieve reactie meer effect had dan het in onze ogen beschaafde negeren. Misschien moeten we onze kinderen toch ook wat onbeleefdheid aanleren. De gepeste jongens uit Play zouden er in ieder geval bij gebaat zijn.