Loser
Vreemd
dat het je kan verbazen als een filmklassieker ook echt goed blijkt te zijn. Voor
de website van The Guardian schreef filmcriticus Peter Bradshaw over zijn
favoriete film Raging Bull, het
ontluisterende portret van bokser Jake "The Bronx Bull" LaMotta. Bradshaw
ziet de film voor het eerst als hij negentien is: 'Toen de film eenmaal voorbij
was, was ik uitgeput, en tegelijkertijd werd ik overvallen door een vreemde behoefte
om te schreeuwen, of te lachen, of om de weg naar huis rennend af te leggen, of
om geparkeerde auto's op te tillen en om te gooien.' Het stuk ontroert me: ik
weet precies wat Bradshaw bedoelt. Alleen, ik ben een kind van de jaren 90. Ik
voelde me zo toen ik voor het eerst Pulp
Fiction zag, en later Trainspotting.
Raging Bull, die uitkwam in mijn geboortejaar,
zie ik pas heel recent. Ik ben geen negentien, ik word niet overvallen door een
behoefte om auto's om te gooien. Verdomme, denk ik, en ik schaam me voor mijn
eigen verbazing: die film is echt goed.
Waarom heb ik Raging Bull eigenlijk nooit eerder gezien? Ik wijt het aan mijn
gymleraar die me tijdens mijn basisschooljaren consequent "zwak"
noemde. Ik was natuurlijk ook zwak (lui, een opgever, niet opgegroeid in
boomhutten maar binnen met een boek) maar het gescheld van de leraar motiveerde
ook niet bepaald. Het droeg enkel bij aan mijn natuurlijke afkeer van sport,
aan de fascistische vibe die er rond
gymmen hing. En daarmee verpestte het gelijk ook de sportfilm, die ik minstens
zo testosterongeoriënteerd vond, en bovendien clichématig, voorspelbaar,
oninteressant.
Raging
Bull, een film
uit 1980, werd door verschillende filmtijdschriften en -critici verkozen tot de
beste film van de jaren 80. Ik zie in deze kleine en persoonlijke film echter
de ultieme jaren 70-film. In deze rauwe, wrange en weerbarstige film, waarin
goed en kwaad niet van elkaar zijn te onderscheiden, zie ik een tijdperk
weerspiegeld waarin desillusie net zo goed tot grimmigheid als tot ultieme
vrijheid leidde. Ik zie het tijdperk van punk, van radicalisering, van "New
Hollywood", van de opgestoken middelvinger. Raging Bull als de laatste "fuck you" vóór de blockbusters van de jaren 80. Het
American Film Institute verkoos Raging
Bull ook nog eens tot de beste sportfilm. Maar Raging Bull is helemaal geen sportfilm, het is een anti-sportfilm.
Een paar dagen voordat ik Raging Bull kijk, zie ik Million Dollar Baby, óók een boksfilm.
Liep Scorsese's film destijds de belangrijkste Oscars mis, in 2005 won Clint
Eastwoods Million Dollar Baby wél de
Academy Awards voor Beste Film en Regie, naast nog twee acteursprijzen. Het
verbaast me niet. Million Dollar Baby is
in alle opzichten een typische Hollywoodfilm - en daarmee ook een typische
sportfilm. De hoofdpersonages uit Million
Dollar Baby zijn good guys, met gemoedelijke
namen die op -ie eindigen. Frankie: de mopperpot met het gouden hart. Eddie: de
oude, wijze Afro-Amerikaan. Maggie: de kleine trotse vechter, de underdog die
de weg naar de top aflegt via doorzettingsvermogen, discipline en koppigheid:
geen omwegen, geen short cuts, maar immer gerade aus op haar doel af.
Het tweede deel van Million Dollar Baby mag dan onverwacht
zijn (en ook opvallend progressief voor Eastwood, de eeuwig zwevende kiezer die
momenteel aan Republikeinse zijde staat) verder is Million Dollar Baby één en al clichés, stereotypes en simplistisch
wereldbeeld. Naast good guys kent de
film ook slechteriken: een pestkop, een valsspeler, een gezin van opportunisten.
Mensen zijn het niet, eerder het noodlot in menselijke vorm. Zij storten de
helden van het verhaal, die zo hard vechten voor hun stukje van de taart, in
het ongeluk. Zoals elke sportfilm gaat Million
Dollar Baby over helden. Raging Bull gaat
over losers.
Een overeenkomst: beide films gaan over
volkse mensen. Maggie uit Million Dollar
Baby heeft haar hele leven één ding geweten, vertelt Eddie via de
voice-over: ze is trash en dat zal ze
altijd blijven. Ook het milieu van Jake LaMotta is arm en laagopgeleid. Waar Eastwood
zijn "gewone man" van een aureool voorziet, daar zijn de protagonisten
van Raging Bull echter ronduit
onsympathiek. Jake is een kleinzerige man die zich laat leiden door de meest
basale van emoties. Zijn broer Joey is zachtaardiger maar zijn acties zijn
minstens zo ondoordacht. Zelfs Vicky, echtgenote en slachtoffer van Jake, is in
het beste geval een oninteressante vrouw en in het slechtste geval een verwend
prinsesje wiens verveling als een schaduw over haar schoonheid valt.
In zijn recensie van de film
schrijft de Amerikaanse recensent Roger Ebert over de kritiek die Raging Bull destijds te verduren kreeg:
Jake LaMotta zou een vlak personage zijn dat de kijker nooit écht leert kennen.
Ebert schrijft: 'Ik denk dat deze man niet subtieler is dan hij lijkt. Hij
heeft geen overige "kwaliteiten" die hij met ons zou kunnen delen.' Ja,
Jake wordt vlak verbeeld: hij is tenslotte ook vlak. Hij is een onzekere en
zwakke man die alleen kracht vindt in zijn agressie. Een sportman maar geen
held. Geen diepere gronden; geen ruwe bolster, geen blanke pit.
Ik neem het terug. Jake wordt
allerminst vlak verbeeld. Scorsese geeft op bijna ontroerende wijze een
inkijkje in zijn persoon en gedachtewereld. Geïmproviseerde gesprekjes tussen
Jake en Joey (een rol van Joe Pesci) onthullen de broers LaMotta voor wie ze
zijn; domheid, jaloezie, slechte humor en al. Sympathiek maakt het ze niet, wel
levensecht. Op andere momenten maakt Scorsese het de kijker juist weer verdomd
lastig om met zijn hoofdpersonages mee te leven. Na een verloren gevecht zit
Jake verslagen in zijn kleedkamer. De camera maakt een cirkel door de ruimte,
om te eindigen bij de spiegel, waar Jake zichzelf in de ogen kijkt. Vóór de
scène zijn dramatische hoogtepunt kent, het moment dat je medelijden met hem
krijgt, wordt er onbarmhartig naar de volgende scène gesneden. Ook gebruikt
Scorsese geen muziek om dergelijke momenten extra aan te zetten. De
melodramatische score zit juist precies tussen de dramatische momenten in. En
zit er wel muziek onder, dan een zoetsappig liedje, als ironisch commentaar op wat
we te zien krijgen. Als Jake zijn broer en vrouw te lijf gaat, horen we Marilyn
Monroe 'Bye Bye Baby' zingen op de
radio.
Pas helemaal aan het einde van de
film, als Jake zijn carrière als bokser voor die als kroegbaas heeft ingeruild (en
zijn sixpack voor een bierbuik), staat Scorsese ons toe om met hem mee te
leven. Juist omdat we lang op dit moment hebben moeten wachten, zo lang dat we
het eigenlijk niet meer verwacht hadden, is het gevoel van medelijden bijna
ondraaglijk. De tragedie van "million dollar baby" Maggie zat 'm in
het feit dat het noodlot haar overkwam. Maar het gegeven dat de
zelfdestructieve Jake zijn eigen lot bepaalde, is uiteindelijk oneindig veel
tragischer. De legendarisch brute bokswedstrijden uit Raging Bull, op magistrale wijze gefilmd, geknipt en van geluid
voorzien, zijn zo gruwelijk dat ze lichamelijke reacties ontlokken:
ineenkrimpen, terugdeinzen, wegkijken. Maar het moment dat de uitgezakte Jake,
de loser, toegeeft aan zelfmedelijden en schuldgevoel is minstens zo intens. Raging Bull is geen sportfilm maar Raging Bull kijken toch zeker een sport
op zich.
------------------------------------------------------------
Dit stuk staat in het meest recente nummer van Passionate, in de rubriek Ingeblikt. In het komende nummer bespreek ik Tarnation en Episode III: Enjoy Poverty.